Ik heb mijn leven flink veranderd. En jij kunt dat ook!
Hieronder kun je het eerste hoofdstuk van Mijn Moedboek lezen.
Of, als je dat fijner vindt, ernaar luisteren! Want in de video hieronder lees ik het aan je voor. Ik vertel van alles over mezelf, zodat je weet waar ik vandaan kom.
Maar het boek is vooral bedoeld om JOU te inspireren om zelf OOK dingen te veranderen. Want jij kunt dat zeker zo goed als ik. Ik geef je Tips & Tricks en een stappenplan en deel WIlma’s Wijsheden om je op gang te helpen.
Ik ben een ploeger
Een ploeger: dat is een mix van een pleaser en een voeger die almaar doorploegt. Een pleaser doet uit angst en onzekerheid alles om maar aardig gevonden te worden. Daarom is hij of zij hoofdzakelijk bezig met het welzijn van anderen. Zo erg is het trouwens met mij niet gesteld.
Maar één ding is zeker: ik ben heel lang niet (genoeg) bezig geweest met mijn eigen welzijn, omdat ik sterk de neiging had anderen voor te laten gaan.
Altijd was ik bezig me te schikken, te voegen naar de situatie die voorlag. Want dat scheelde me een hoop gezeik. ‘Even’ iets voor iemand doen en me aanpassen als de omstandigheden erom vragen: dat was ik ten voeten uit. Niet tegensputteren, maar hup … Handen uit de mouwen en gewoon doen wat er gedaan moet worden. Oók als het me niet uitkwam of ik er totaal geen zin in had. Mensen die tegenstribbelen als er iets gedaan moet worden: kromme tenen krijg ik ervan, nog steeds. Maar inmiddels snap ik maar al te goed dat zulke types het eigenlijk veel beter voor elkaar hebben dan ik.
Laat mij er maar eens even bij
De meeste mensen kennen mij als iemand die stuitert van de energie, altijd wel een oplossing paraat heeft en dingen graag aanpakt en oplost.
“Laat mij er maar eens even bij!” zeg ik dan. Voor ze het goed en wel in de gaten hebben, heb ik het al gefikst. Daar was ik altijd trots op. Ik had het toch maar weer mooi geregeld. Niks mis mee, hoor ik je denken. Klopt! Behalve als het gierend uit de hand loopt. Dat is precies wat er gebeurde. Niet ineens natuurlijk, maar langzaam maar zeker. Ik heb het jarenlang zelf niet eens in de gaten gehad.
Nakomertje
Waar het fundament werd gelegd? In mijn ouderlijk gezin. Ik ben een
nakomer. Mijn twee zussen en broer zijn 14, 13 en 11 jaar ouder dan ik.
Mijn ouders hadden mij niet gepland. Sterker nog: ze hadden een jaar
voor mijn komst nog vol verbazing naar hun buren gekeken toen daar
ineens totaal onverwacht een nakomer verscheen. “Jemig Truus, hoe
kan dat nou toch?”
53 weken later waren ze zelf aan de beurt. Ik wil overigens benadrukken dat ik me altijd welkom heb gevoeld. Maar dat mijn komst een grote impact had op het gezin en het reilen en zeilen ervan moge duidelijk zijn. Iedereen ging een soort van terug naar af en in de ‘rebound’: een jankende baby (en dat janken, dat deed ik kennelijk vol overgave), poepluiers… Het hele gedoe begon weer van voren af aan.
De vrijheid die mijn ouders alsmaar dichterbij hadden zien komen,
verdween als sneeuw voor de zon. Er was een handenbindertje gearriveerd en daar kwamen ze voorlopig niet meer vanaf.
Low profile
Van nakomers is bekend dat zij zich al snel realiseren dat ze de boel in de war hebben geschopt. Dat geldt helemaal als ze de enige nakomer zijn. Hoe veel er ook van hen gehouden wordt: ze weten als geen ander dat ze het bestaande ritme hebben verstoord. Veel nakomers proberen dan ook om zo min mogelijk op te vallen of ‘overlast’ te veroorzaken.
Vaak doen ze dat niet eens heel bewust: ze nemen gewoon een ‘low profile’. Een nakomer is in een rijdende trein gekatapulteerd en geen haar op zijn of haar hoofd die eraan denkt een routewijziging voor te stellen; laat staan aan de noodrem te trekken. Dat gold ook voor mij.
Ik bewoog naadloos met het leven mee en leerde al vroeg me aan te passen en op te gaan in mijn omgeving. Er zijn foto’s van me waarop ik met een teddybeer op een salontafeltje zit, tussen mijn dansende broer, zussen en hun vrienden. Het was al best laat, maar niemand had last van me. En dus kon ik gewoon blijven zitten.
Dat deed ik dan ook. Ik maakte me onzichtbaar.
Geen flauwekul
Na verloop van tijd was ik het enige kind in huis, omdat de andere kinderen hun vleugels hadden uitgeslagen. Mijn ouders waren, zeker voor die tijd, toen al best oud: zo rond de 50. Daar zaten ze dan met zo’n snotneus van een jaar of 9. Op sommige punten waren ze heel vrijgevochten, maar niet als het om mij ging. Erg bezorgd waren ze. En dus werd ik heel kort gehouden. Op stap gaan was er niet bij, na een schoolfeestje kwam mijn vader me persoonlijk oppikken (en nee, hij ging niet op de hoek staan wachten zodat ik onopvallend kon instappen) en bij ons thuis werd er ‘gewoon geluisterd’. “Je doet wat je moet doen en verder geen flauwekul.”
Dus deze superbrave Hendrika maakte keurig haar huiswerk, spijbelde nooit en was altijd op tijd thuis. Logisch, want anders mocht ik voorlopig helemaal nergens meer naar toe. Ik weet nog goed dat ik in de brugklas zat en huiswerk kreeg voor Nederlands. Het wás me een partij werk, niet normaal! Urenlang zat ik te ploeteren. Mijn tante zei tegen mijn moeder: “Dat kan toch niet waar zijn? Dat Wilma zoveel huiswerk heeft gekregen? Heeft ze het wel goed begrepen?” Mijn moeder was er kort over: “Dat maakt niet uit. Ze moet gewoon doen wat ze begrepen heeft wat er gedaan moet worden. Anders had ze het nog maar een keer moeten vragen.” Kom daar maar eens tegen in het geweer … Ik voelde me een echte sukkel, want ik had het inderdaad niet begrepen toen de docent het huiswerk opgaf. Maar het kwam niet bij me op om toelichting te vragen, want iedereen leek het wel te snappen en ik wilde niet opvallen.
Puberen? Dacht het niet!
Mijn vriendinnen gaven hun ouders een grote mond toen ze begonnen te puberen. Vol bewondering (en schrik!) hoorde ik ze tekeergaan tegen hun moeder en met de deuren slaan als ze naar hun kamer werden gestuurd. Bij ons thuis was dat er niet bij. De keren dat ik tegensputterde zijn op de vingers van één hand te tellen. Achteraf bezien was dat ook nooit de moeite waard. Met mijn moeder wilde je geen ruzie, echt niet! Even voor de duidelijkheid: er werd bij ons thuis niet geslagen. Ik heb in mijn hele leven maar één keer een klap tegen mijn kont gehad. Toen had ik hem ook echt verdiend, dat vond ík zelfs.
Maar ons mam kon flink tekeergaan en je daarna volkomen doodzwijgen. Een soort koude oorlog die zijn weerga niet kende. Mijn vader moest dan de kool en de geit zien te sparen. Alles was beter dan dat. Dus hield ik me op de vlakte en ging ik vooral de strijd niet aan. Meningsverschillen en ruzies kon je maar het best uit de weg gaan, zo leerde ik.
Meebewegen
Natuurlijk nam ik dat onderdanige gedrag mee de wijde wereld in. Ik bracht snoepjes mee naar school om vervelende jongetjes om te kopen en zat moederziel alleen met de leraar Maatschappijleer thee te drinken terwijl de rest van de klas een ‘tussenuur’ nam. Ik was de enige die geen briefje meekreeg van de rector om thuis te laten ondertekenen omdat er massaal gespijbeld was.
Toen ik eenmaal een baan had, zei ik overal ja en amen op. Als rasechte ploeger wilde ik het iedereen naar de zin maken, omdat al mijn collega’s meer ervaring hadden dan ik en vast wel beter zouden weten hoe het allemaal hoorde. Dus trok ik kleding aan die helemaal niet bij me paste (ik zag er vaak uit als een soort stewardess) omdat mijn collega’s ook allemaal in pak waren.
Verder luisterde ik eindeloos naar het privé-gewauwel van mijn baas, die ik regelmatig de mond moest snoeren als hij wilde vertellen over een pornofilm die hij de avond ervoor had gezien.
Dat ging zelfs mij te ver.
Maar voor de rest was ik de brave medewerker die nooit ziek was en altijd wel iets extra’s kon doen.
Verkering
En hoe ging het dan in relaties Wilma? Tsja, van hetzelfde laken een pak natuurlijk. Ik vond dat het het beste was om niet te zeveren over dingen. Mijn vriend elke keer opnieuw vragen om de vuilnisbak buiten te zetten? Dacht het niet! Dat wekt alleen maar irritatie op. Kennelijk moet je een raket-geleerde zijn om bepaalde dingen in het huishouden te doen of om de ossenworst te vinden in de koelkast. Dus deed ik liever alles zelf en legde de ossenworst en de sokken alvast klaar. Dat bespaarde mij een hoop tijd en discussie.
Dat ging net zo lang goed totdat het fout ging natuurlijk (om het op zijn Johan Cruijffs te zeggen). Op enig moment begon het me te irriteren dat ik een soort luiaard op de bank had zitten die zich alles maar liet aanleunen. Dat was steevast het begin van het einde.
Na verloop van tijd stapte ik op en bleef dan een hele poos alleen. Wat een opluchting! Geen gedoe aan mijn kop en niemand die continu op je rekent of een vraag heeft. Tot ik weer hopeloos verliefd werd. Dan begon het hele circus natuurlijk weer van voren af aan …
Alles onder controle
Voor de buitenwereld leek het of deze ploeger altijd alles onder controle had en voortdurend en overal de dienst uitmaakte. Ik wist van alles, kon van alles en iedereen kon altijd op mij rekenen. Kwam het niet uit de lengte, dan maar uit de breedte. Lukken zou het!
Ik zette mijn schouders eronder en kreeg complimentjes als er weer eens iets gelukt was wat niemand voor mogelijk had gehouden. “Die Wilma toch! Die kun je tenminste om een boodschap sturen.” Dat vond ik zelf ook. Ergens was ik er nog trots op ook. Waardering, daar hield ik van!
Dus pakte ik alles op en aan en bleef alle gaten vullen. Wat ik allemaal tegelijkertijd kon regelen en organiseren …. Voor mij was het de gewoonste zaak van de wereld. Iedereen rekende op me. Ga dan maar eens proberen om het tij te keren. Overigens kwam dat laatste niet eens bij me op. Ik snapte eigenlijk altijd wel waarom uitgerekend ík iets moest doen, want ik kon feilloos op de stoel gaan zitten van degene die een beroep op me deed. Ik voelde precies aan wat hem of haar bewoog en eigenlijk kon ik daar niks tegenin brengen. Dus … vooruit dan maar weer.
Vooral doorgaan
Voor mijn gevoel was ik altijd in een vrij roerige zee aan het zwemmen van de ene naar de andere reddingsboei. Die boeien waren de ‘dingen die ik moest doen’.
Hockeywedstrijd Emiel? Check! Aantikken die boei en meteen door naar de volgende klus op de to do-list. Ik stond nergens écht bij stil en zag alles als iets wat ik ‘even moest afhandelen’. Mijn to do-list groeide elke dag als vanzelf aan. Mijn dagen liepen naadloos in elkaar over.
Mensen die zich verveelden snapte ik niet. Hoe kon je nou toch niks te doen hebben?
Vertel ik hier over een uitzonderlijke situatie? Welnee! Eigenlijk
omschrijf ik het leven van ik-weet-niet-hoeveel vrouwen. Ze zijn moeder/vriendin/vrouw/geliefde/werknemer of ondernemer/familielid tegelijk.
Dus was ik nou zo’n uitzondering? Zeker niet! Omdat ik dat zelf ook wel in de gaten had, ging ik er dus gewoon mee door. Maar het feit dat heel veel mensen ‘het óók doen’ betekent nog niet dat het goed is. En gezond was het zeker niet. Waarom gaan er zoveel huwelijken mis? Waarom raken zoveel mensen burned-out? Niet omdat ze het allemaal zo goed voor elkaar hebben, al lijkt dat vanaf de buitenkant vaak wél zo.
Ik kocht mooie kleding, schoenen en handtassen en liet elke zes weken mijn haar in een andere kleur verven. Ik richtte mijn huis leuk in en regelde elke zomervakantie drie weken een Agriturismo in Italië. We gingen uit eten, naar de schouwburg en gaven etentjes die altijd tiptop waren (en waarvoor ik de hele dag in de keuken stond). Ik had toch zeker alles wat mijn hartje begeerde? Maar comfort is niet hetzelfde als geluk …
En toen was de pijp leeg
Nu zie ik in dat ik op werkelijk alle essentiële levenszaken inleverde. Ik liep mezelf compleet voorbij.
Ik voelde me regelmatig onbevredigd en ontevreden, maar wist toch niet de vinger op de zere plek te leggen.
Natuurlijk realiseerde ik me dat ik veel te weinig tijd voor mezelf had. Maar daar legde ik me gewoon bij neer. Wat moest dat moest!
Dus ging ik maar door totdat ik uiteindelijk niet meer kon omdat, zoals een oud-collega dat altijd noemt, ‘de pijp leeg was’.